Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC1488

Datum uitspraak2007-12-31
Datum gepubliceerd2008-01-09
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/4100 AOW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing herzieningsverzoek.


Uitspraak

06/4100 AOW Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 17 van de Beroepswet op het verzoek om herziening van: [Verzoeker], van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 8 juli 2005, 04/1949 in het geding tussen: verzoeker en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb). Datum uitspraak: 31 december 2007 I. PROCESVERLOOP Verzoeker heeft om herziening verzocht van eerder vermelde uitspraak van de Raad, naar welke uitspraak hierbij wordt verwezen. De Svb heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 november 2007. Namens verzoeker is verschenen, mr. A.M.P.M. Adank, advocaat te Utrecht. De Svb is, met kennisgeving, niet verschenen. II. OVERWEGINGEN Ingevolge artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gelezen in samenhang met artikel 17 van de Beroepswet, kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die: a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak, b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en, c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. Het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening is niet gegeven om, anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als hiervoor bedoeld, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de betrokken uitspraak te openen. In hetgeen verzoeker bij zijn verzoek om herziening heeft aangevoerd heeft de Raad geen feiten of omstandigheden kunnen ontdekken die voldoen aan de drie in artikel 8:88 van de Awb omschreven cumulatieve voorwaarden. De Raad moet dan ook vaststellen dat verzoeker met het onderhavige verzoek kennelijk heeft beoogd op basis van reeds bekende gegevens een - bij het rechtsmiddel van herziening niet passende - hernieuwde discussie te voeren. Met betrekking tot de ter zitting genoemde eigen bijdragen AWBZ, die de moeder van verzoeker moest betalen tijdens haar opname in een verpleeghuis, merkt de Raad op dat verzoeker met de betaling van die bijdragen reeds bekend was of redelijkerwijs had kunnen zijn voor de uitspraak waarvan herziening is verzocht. Voorts had dit gegeven de Raad niet tot een ander oordeel kunnen brengen ten aanzien van de vraag of verzoeker en zijn moeder ten tijde van haar overlijden in gezinsverband leefden. Het voorgaande leidt de Raad tot de slotsom dat het verzoek om herziening dient te worden afgewezen. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb. Beslist wordt mitsdien als volgt. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Wijst het verzoek om herziening af. Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A. Kovács als griffier, uitgesproken in het openbaar op 31 december 2007. (get.) T.L. de Vries. (get.) A. Kovács BKH